Wetgeving inzake parkeren

Wetgeving inzake parkeren vind je terug op wegcode.be. art 23.- art 24 - art 25

Artikel 23. Stilstaan en parkeren

23.1. Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld :

1° Rechts ten opzichte van zijn rijrichting

Indien het een rijbaan is met éénrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs de andere kant opgesteld worden.

2° Buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender welke berm.

Indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden.

Indien de berm niet breed genoeg is, moet het voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk op de rijbaan opgesteld worden.

Indien er geen bruikbare berm is, moet het voertuig op de rijbaan opgesteld worden.

23.2. Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden :

1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;

2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;

3° in één enkele file.

Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.

23.3. Fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°.f.

23.4. Motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.

Artikel 24. Stilstaan- en parkeerverbod

Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te laten parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid :

1° onverminderd artikel 23.4, op de trottoirs en, binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering;

2° op de fietspaden en op minder dan 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;

3° op de overwegen;

4° op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 5 meter voor deze oversteekplaatsen;

5° op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen;

6° op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is;

7° in de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naastbijgelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering;

8° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijke reglementering;

9° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten;

10° op minder dan 20 meter voor de verkeersborden

De bepalingen van 9° en 10° gelden niet voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden of lichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt.

Art 25 Het is verboden een voertuig te parkeren :

1° op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen;

2° op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst;

3° voor de inrij van eigendommen, behalve de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht;

4° op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden;

5° op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen;

6° op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden;

7° wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden;

8° buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht;

B9

9° op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht;

E9b

10° op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2.°;

11° op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen;

12° op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen;

13° buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middenberm die deze rijbanen scheidt;

14° op de parkeerplaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3° c, behalve voor de voertuigen gebruikt door personen met een handicap die in het bezit zijn van een speciale kaart zoals bedoeld in artikel 27.4.1 of 27.4.3.

25.2. Het is verboden op de openbare weg voertuigen voor verkoop of verhuring ten toon te stellen.

Je vraag blijft onbeantwoord? Contacteer Lokale Politie Brakel - Horebeke - Maarkedal - Zwalm via het contactformulier of telefonisch via 055 42 60 00.