OCRC maakt deel uit van de Centrale directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit. Het speurwerk van de CDBC betreft vooral de volgende misdrijven: omkoping, knevelarij, belangenneming en verduistering op het gebied van overheidsopdrachten, subsidies, vergunningen en erkenningen.
In zijn huidige vorm bestaat de CDBC een tiental jaar, maar voor de oorsprong van de dienst moeten we veel vroeger teruggaan.
Begin vorige eeuw werden ernstige onregelmatigheden aan het licht gebracht binnen het toenmalige Bestuur van de Spoorwegen. Om de situatie het hoofd te bieden en te vermijden dat er nieuwe misdrijven werden gepleegd, werd er beslist om een controleorgaan te creëren. Dit orgaan werd opgericht door een Koninklijk Besluit van 30 oktober 1910 (BS van 05-11-1910) en kreeg de naam "Hoog Comité van Toezicht" (HCT).
Aanvankelijk bestond dit toezichtcomité uit 3 hoge ambtenaren en 3 magistraten. Deze lieten zich echter al vlug bijstaan door een dienst enquêtes. De leden van deze dienst hadden onderzoeks- en enquêtebevoegdheden binnen het ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen.De eerste Belgische 'onomkoopbaren' waren geboren!
Al snel - vanaf 1921 - werd de bevoegdheid van het HCT uitgebreid tot alle ministeries en tot de overheidsinstellingen, zoals de in 1926 opgerichte Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) en de Regie van Telegraaf en Telefoon (RTT), die 4 jaar later werd opgericht. In 1940 werd het HCT geïntegreerd in de Diensten van de Eerste Minister.
Heel wat later kregen de enquêteurs van het HCT, naar aanleiding van verscheidene hervormingen die plaatsvonden tussen 1962 en 1970, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van de krijgsauditeur, en werd hun bevoegdheid uitgebreid tot de provincies en de gemeenten. Hun opdracht bestond toen voornamelijk in het opsporen van fraude of onregelmatigheden gepleegd door leden van de administratie of door derden, en in het controleren van de gunning en de uitvoering van met de overheid gesloten contracten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten.
In de loop der jaren profileerde het HCT zich zo als een gespecialiseerde politiedienst op het gebied van corruptie, fraude bij overheidsopdrachten en subsidiefraude.
In 1998 werd de dienst enquêtes van het HCT dan geïntegreerd in de Gerechtelijke Politie. Daardoor verloor het zijn administratieve bevoegdheden, aangezien de leden van het HCT enkel nog gerechtelijke onderzoeken mochten voeren. Zo ontstond de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Corruptie, kortweg CDBC.
Bij de hervorming van de politiediensten op 1 januari 2001 werd de CDBC opgenomen in de Algemene directie van de gerechtelijke politie.
De CDBC is een centrale dienst binnen de federale politie met een operationele bevoegdheid. Dat betekent dat de leden van deze dienst gerechtelijke onderzoeken (huiszoekingen, inbeslagnemingen, verhoren, aanhoudingen, pv's, enz.) autonoom of in steun mogen uitvoeren, of in samenwerking met de gedeconcentreerde gerechtelijke directies (FGP's) in de arrondissementen. Dit is, afhankelijk van de ernst van het onderzoek, het delicate karakter ervan, de functie bekleed door de daders, de complexiteit van de gevraagde handelingen, enz.
Beter gezegd, "de CDBC is bevoegd voor het opsporen en verlenen van ondersteuning bij de opsporing van misdrijven ten nadele van de belangen van de staat, evenals de ernstige en complexe misdrijven van corruptie. Bovendien oefent hij een pilootfunctie uit in het kader van de bestrijding van criminele misbruiken en gedragingen inzake overheidsopdrachten, subsidiewetgeving, erkenningen en vergunningen."
Het speurwerk van de CDBC betreft zo vooral de volgende misdrijven: omkoping, knevelarij, belangenneming en verduistering op het gebied van overheidsopdrachten, subsidies, vergunningen en erkenningen. De corruptie waarvan hier sprake is, moet dus beschouwd worden in de ruime zin van het woord, namelijk de misdrijven die beteugeld worden door de wet van 10 februari 1999 betreffende de bestraffing van corruptie.
Het bestaan van deze operationele capaciteit op centraal niveau is onontbeerlijk om de volgende redenen:
Bovendien oefent de CDBC als centrale dienst de volgende opdrachten uit:
De CDBC bestaat uit twee secties met onderzoekers die zijn onderverdeeld volgens taalrol (Nederlandstalig en Franstalig):
Elke sectie is onderverdeeld in onderzoeksteams waarvan de grootte varieert naargelang het belang en de omvang van het onderzoek.
Bovendien bevinden zich binnen de CDBC nog twee bijzondere entiteiten:
De CDBC houdt zich in het bijzonder bezig met 3 fenomenen :
Passieve openbare omkoping wordt door artikel 246 §1 van het strafwetboek gedefinieerd als: « Het feit dat een persoon die een openbaar ambt uitoefent (of die zich kandidaat heeft gesteld voor een dergelijk ambt, of die doet geloven een dergelijk ambt te zullen uitoefenen, of die, door gebruik te maken van valse hoedanigheden, doet geloven een dergelijk ambt uit te oefenen), rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vraagt of aanneemt om een van de in artikel 247 (van het strafwetboek) vermelde gedragingen aan te nemen (met name een handeling verrichten of nalaten te verrichten bij de uitoefening van zijn ambt, of hiertoe van zijn invloed gebruik te maken, enz.).»
Actieve openbare omkoping wordt door artikel 246 §2 van het strafwetboek gedefinieerd als : « Het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen (of het toekennen) aan een persoon die een openbaar ambt uitoefent (of die zich kandidaat heeft gesteld voor een dergelijk ambt, of die doet geloven een dergelijk ambt te zullen uitoefenen, of die, door gebruik te maken van valse hoedanigheden, doet geloven een dergelijk ambt uit te oefenen), van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om een van de in artikel 247 (van het strafwetboek) bedoelde gedragingen aan te nemen (met name opdat een handeling verrichten of nalaten te verrichten bij de uitoefening van zijn ambt, of hiertoe van zijn invloed gebruik te maken, enz.).»
Passieve private omkoping wordt door artikel 504bis §1 van het strafwetboek gedefinieerd als: « Het feit dat een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vraagt of aanneemt, om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten.»
Actieve private omkoping wordt door artikel 504bis §2 van het strafwetboek gedefinieerd als: « Het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen (of het toekennen) aan een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten.»
Bovendien kunnen twee niveaus van omkoping onderscheiden worden:
Ten slotte wijzen we erop dat het corruptiemisdrijf bestaat zodra de uitvoering ervan begint, met andere woorden zodra het voorstel of de vraag geformuleerd wordt.
Knevelarij wordt door artikel 243 van het strafwetboek gedefinieerd als: «Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent,[…] die bevel geven zal om rechten, taksen, belastingen, gelden, inkomsten of interesten, lonen of wedden te innen, of die vorderen zal of ontvangen zal, wetende dat zij niet verschuldigd zijn of het verschuldigde te boven gaan.»
Belangenneming wordt door artikel 245 van het strafwetboek gedefinieerd als: «Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen, enig belang, welk het ook zij, neemt of aanvaardt in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of ten dele het beheer of het toezicht had, of die, belast met de ordonnancering van de betaling of de vereffening van een zaak, daarin enig belang neemt. […] De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op hem die in de gegeven omstandigheden zijn private belangen door zijn betrekking niet kon bevorderen en openlijk heeft gehandeld. »
Verduistering door een ambtenaar wordt door de artikels 240 en 241 van het strafwetboek gedefinieerd als: «Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die openbare of private gelden, geldswaardige papieren, stukken, effecten, akten, roerende zaken verduistert (met andere woorden, voor andere doeleinden gebruikt dan het aanvankelijk bepaalde doel), welke hij uit kracht of uit hoofde van zijn ambt onder zich heeft », of « Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die akten of titels waarvan hij in die hoedanigheid de bewaarder is, die hem zijn bezorgd of waartoe hij uit hoofde van zijn ambt toegang heeft gehad, kwaadwillig of bedrieglijk vernietigt of wegmaakt.»
Fraude met overheidssubsidies verwijst dan weer naar het onrechtmatige en onwettige gebruik van het bedrag van een overheidssubsidie voor andere doeleinden dan waarvoor de subsidie werd toegekend. Deze subsidie kan bovendien zijn toegekend door de overheid, een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, de Europese Gemeenschap of een andere internationale organisatie.
Bij de toekenning van subsidies - net zoals bij overheidsopdrachten - zijn de bedragen in kwestie, en bijgevolg ook de eventuele aangeboden steekpenningen of gepleegde verduisteringen, vaak erg hoog. En omdat deze subsidies regelmatig worden toegekend in gevoelige sectoren (uit milieu- of sociaal-economisch oogpunt, bijvoorbeeld), is de verduistering ervan des te nadeliger. De schade is dan niet alleen financieel maar ook menselijk, omdat het verduisterde geld niet daar geïnvesteerd kan worden waar dat nochtans noodzakelijk werd geacht.
Fraude bij overheidsopdrachten, ten slotte, omvat misdrijven of onregelmatigheden gepleegd bij de opstelling, toekenning of uitvoering van met de overheid gesloten contracten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten. Dergelijke fraude bestaat met name uit het opstellen en gebruiken van valse documenten, de verstoring van de vrije mededinging, verduisteringen, fraude met de gebruikte kwaliteit of hoeveelheid, enz.
Bovendien blijkt uit een strategische analyse van 2002 dat corruptie regelmatig gebruikt wordt om een overheidsopdrachtenprocedure te vervalsen. Het financiële nadeel dat voortvloeit uit daden van corruptie, zou zo groter zijn in de sectoren waar er veel overheidsopdrachten voorkomen, en nog groter als de bedragen in kwestie erg hoog zijn. Voor de ondernemer, de leverancier of de dienstverlener is corruptie dan ook een manier om het contract in de wacht te slepen of de verhouding tussen de kosten en de winst te verbeteren door diverse onregelmatigheden te plegen bij de uitvoering ervan.
Al deze misdrijven, omkoping, knevelarij, belangenneming, verduistering, fraude bij overheidsopdrachten of fraude met overheidssubsidies, zijn in meer dan één opzicht bijzonder:
Ten slotte wijzen we erop dat de impact van deze verschillende fenomenen op onze samenleving zich op verschillende niveaus kan doen voelen:
De daders van dergelijke feiten stapelen zo de onethische gedragingen op, plegen omkoping en gebruiken hun invloed, waardoor er onder andere problematische politieke, sociale of economische toestanden ontstaan. Ze proberen zichzelf te verrijken ten nadele van het algemeen belang.
In België, wordt corruptie geregeld door het strafwetboek, dat aangepast werd door de wet van 10 februari 1999 betreffende de bestraffing van corruptie (die op zich recentelijk is gewijzigd door de wet van 11 mei 2007). Meer precies, de artikelen 246 en volgende van het strafwetboek betreffen de openbare corruptie, en de artikelen 504bis en volgend van het strafwetboek betreffen de private corruptie.
Op internationaal vlak hebben verschillende verdragen betrekking op corruptie:
De 4 eerste verdragen werden door ons land geratificeerd. Ze zijn dus van toepassing in het Belgische recht. Momenteel maakt de ratificatie van de VN-Overeenkomst het voorwerp uit van een wetsontwerp.
Deze inbreuken, die verband houden met corruptie, worden geregeld door het strafwetboek, zoals gewijzigd door de wet van 10 februari 1999 betreffende de bestraffing van corruptie (meer precies de artikelen 240 en volgende van het strafwetboek).
De geldende wetgeving inzake fraude bij overheidsopdrachten is erg complex en omvangrijk. De belangrijkste teksten met betrekking tot deze materie zijn:
Bovendien wijzen we erop dat « er bestaat een strafrechtelijke bepaling die specifiek van toepassing is op overheidsopdrachten. Het gaat om artikel 314 van het strafwetboek, dat diegenen bestraft die, op welke manier dan ook, de vrijheid van opbod of van inschrijving hebben belemmerd. Onder deze bepaling vallen de vooraf gemaakte afspraken tussen ondernemers, met of zonder de medeplichtigheid van leden van de administratie. » [Corruptie en overheidsopdrachten, Federale politie, FGP Luik, Afdeling Financiële onderzoeken, Team Corruptie & Overheidsopdrachten, Atrium News n°8, juni 2007]
Fraude met overheidssubsidies wordt in het Belgische recht hoofdzakelijk vervolgd op basis van de wet van 7 juni 1994, die wijzigingen aanbracht in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn.
Op Europees niveau wordt deze materie geregeld door de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Raad van de Europese Unie, 26 juli 1995).
De diverse partners van de CDBC zijn:
In specifieke gevallen, vooral bij grootschalige operaties, kan de CDBC geholpen worden door collega's van andere diensten van de Centrale directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit, in het bijzonder door collega's van de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie (CDGEFID). In bepaalde gevallen is het ook de CDBC zelf die dergelijke ondersteuning biedt aan CDGEFID.
Bovendien helpt de Federal Computer Crime Unit (FCCU) de CDBC regelmatig bij huiszoekingen in computeromgevingen, vooral bij overheidsbesturen. De geautomatiseerde gegevens worden daarna in een onmiddellijk bruikbare opmaak ter beschikking gesteld van de rechercheurs.
Daarnaast kan de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Valsheden (CDBV) ook ondersteuning bieden in de vorm van expertise als er valse documenten worden ontdekt (wat erg vaak gebeurt).
Ten slotte levert de Federal Unit against Swindling and for Economic and Financial Documentation (FUSE) ondersteuning bij het beheer van de gerechtelijke documentatie.
De onderzoeken naar corruptie, verduistering, fraude bij overheidsopdrachten of fraude met overheidssubsidies zijn geen exclusiviteit van de CDBC. Dergelijke onderzoeken kunnen immers ook uitgevoerd worden door de gedeconcentreerde gerechtelijke directies (FGP's) in de arrondissementen, die vaak een ecofinafdeling hebben.
Er kunnen zich dan twee situaties voordoen: ofwel wordt het onderzoek autonoom uitgevoerd door de CDBC of door een FGP, ofwel wordt het gezamenlijk uitgevoerd, waarbij de ene het dossier behandelt en de andere ondersteuning biedt.
Deze ondersteuning kan bestaan uit assistentie op technisch vlak (bijvoorbeeld bij dossiers over fraude bij overheidsopdrachten) of op het gebied van personeel (zowel voor een langlopend onderzoek als voor gerichte acties). In sommige gevallen kan een onderzoek, geopend door een FGP, ook volledig worden overgenomen door de CDBC, bijvoorbeeld omwille van het delicate karakter.
Er dient daarenboven opgemerkt te worden dat er Service Level Agreements (SLA's) werden gesloten tussen de CDBC en een aantal FGP's (momenteel Hasselt, Namen, Dinant, Eupen en Turnhout). Krachtens deze overeenkomsten beloven de partijen vooral nauwer samen te werken in de strijd tegen de corruptie.
Als bepaalde daders politiemensen zijn, kan het onderzoek bovendien gevoerd worden in samenwerking met de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG) of met het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten (Comité P).
Hoewel een dergelijke samenwerking niet uitgesloten is, is de belangrijkste gesprekspartner van de lokale politie op het gebied van corruptie de FGP van het betreffende gerechtelijk arrondissement. Deze FGP kan de vraag of de informatie eventueel doorspelen aan de CDBC.
Bij internationale dossiers (in het bijzonder betreffende de Europese instellingen) is de samenwerking met de buitenlandse politiediensten essentieel, vooral voor de internationale rogatoire commissies die eventueel moeten worden uitgevoerd.
Daarenboven heeft onze dienst er zich toe verbonden om opleidingen te verstrekken aan de buitenlandse gespecialiseerde diensten. Zo heeft onze dienst in 2006 (in samenwerking met de Duitse diensten) in het bijzonder bijgedragen tot de oprichting van een anticorruptiedienst in Polen.
De meeste onderzoeksopdrachten die toevertrouwd worden aan de CDBC, komen van de magistratuur. Daarom moet er absoluut een evenwichtig partnership bestaan tussen deze actor en deze dienst. Bovendien is er een federale magistraat die bevoegd is om toezicht te houden op de werking van de CDBC.
Door de aanwezigheid van de Europese instellingen in Brussel wordt de CDBC elk jaar belast met verscheidene onderzoeken naar misdrijven gepleegd door Europese ambtenaren. De CDBC werkt dan ook nauw samen met het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Het is immers vaak een administratief onderzoek van OLAF dat aanleiding geeft, op vraag van een Belgische magistraat, tot het gerechtelijk onderzoek van de CDBC.
Deze dienst, die deel uitmaakt van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, speelt een rol bij de ontwikkeling van het strafrechtelijk beleid. Specifieke samenwerking met de CDBC is niet uitgesloten, in het bijzonder met betrekking tot het uitwerken van de prioriteiten of statistieken.
Dit bureau, dat deel uitmaakt van de Federale Overheidsdienst (FOD) Budget en Beheerscontrole, speelt een rol op het gebied van de preventie van corruptie bij de overheidsdiensten, in samenwerking met de CDBC.
Sommige besturen beschikken over interne auditdiensten die administratieve onderzoeken kunnen voeren. Als daaruit onregelmatigheden blijken, kan dit aanleiding geven tot een gerechtelijk onderzoek.
In specifieke gevallen moet de CDBC deelnemen aan conferenties of zijn medewerking verlenen aan diverse internationale organisaties of instellingen: Europese Unie (EU), Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO), Transparency International (TI), International Criminal Police Organization (INTERPOL), enz.
Deze kunnen een grote hulp bieden op het gebied van ethisch ondernemen, de beeldvorming over het fenomeen corruptie en de opsporing van de feiten.
Bovendien bepaalt het artikel 29 §1 van het wetboek van strafvordering dat « Iedere gestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijk bericht te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alldesbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen. »