Gebruik van de richtingaanwijzers

De richtingaanwijzers vormen voor gemotoriseerde weggebruikers het enige middel om met elkaar te communiceren. Men krijgt nochtans de indruk dat ze niet vaak gebruikt worden, een euvel dat vaak leidt tot irritatie en (verkeers)onveiligheid.

Richtingaanwijzers zijn voor bestuurders het enige middel om met elkaar te communiceren

en aan te kondigen wat ze van plan zijn. Maar je hoeft helemaal niet ver te rijden om vast te stellen dat automobilisten het soms niet zo nauw nemen met het gebruik ervan.

Wat zegt de wet?

Art. 13 van de Wegcode stelt: “Alvorens een manoeuvre of een beweging uit te voeren

die een zijdelingse verplaatsing vereist of een wijziging van richting veroorzaakt, moet de bestuurder zijn voornemen tijdig genoeg kenbaar maken met de richtingsaanwijzers. Deze aanduiding moet ophouden zodra de zijdelingse verplaatsing of de wijziging van richting uitgevoerd is“.

Het gebruik van de richtingaanwijzers is dus verplicht bij elke zijdelingse verplaatsing,

zelfs wanneer geen enkele andere weggebruiker in de buurt is en het manoeuvre dus niemand kan hinderen.

Niet te vroeg maar ook niet te laat

Je moet vroeg genoeg je richtingaanwijzers gebruiken om andere bestuurders tijdig te waarschuwen voor de vertraging die vaak optreedt vóór een manoeuvre of een richtingverandering. De wegcode zegt verder niets over de afstand vanaf waar de bestuurder zijn richtingaanwijzers moet beginnen te gebruiken. Alles hangt af van de omstandigheden, meer bepaald van de plaatsgesteldheid en de snelheid van de voertuigen.

De waarschuwing moet duidelijk en doeltreffend gebeuren, dus ook niet te vroeg. Zo mag je als je aan een kruispunt komt je richtingaanwijzers nog niet gebruiken als je pas op het volgende kruispunt wil afslaan: andere weggebruikers kunnen hierdoor misleid worden. De richtingaanwijzers dienen uitgezet te worden van zodra de richtingverandering uitgevoerd is.

Richtingaanwijzers ≠ voorrang

Heel wat bestuurders denken ten onrechte dat ze door hun richtingaanwijzers te gebruiken, voorrang hebben en bijvoorbeeld mogen invoegen op de eerste rijstrook van de autosnelweg door zich een weg te banen tussen de andere voertuigen. Dit is uiteraard niet zo! Overeenkomstig art. 12.4 van de wegcode, moet de bestuurder die een manoeuvre wil uitvoeren, voorrang verlenen aan de andere weggebruikers.

Voorbeelden van gevallen waarin men zijn richtingaanwijzers dient te gebruiken:

  • In geval men van rijstrook verandert, bijvoorbeeld om een stilstaand of geparkeerd voertuig voorbij te rijden.
  • In geval men van rijvak verandert. Echter, de bestuurder die de rechterrand van de weg volgt en zich naar links begeeft wegens een wegversmalling, verandert niet van rijstrook, en voert dus geen manoeuvre uit. Integendeel, hij heeft voorrang van rechts ten opzichte van diegene die zich links van hem bevindt .
  • Om een parkeerplaats te verlaten of op te rijden.
  • Om een privé-eigendom of een garage te verlaten.
  • Om te keren of achteruit te rijden.
  • Voor elke inhaalbeweging, ook bij het inhalen van een tweewieler. Op het einde van de inhaalbeweging moet de bestuurder, na gebruik van de rechter richtingaanwijzer zo snel mogelijk zijn plaats opnieuw rechts innemen.
  • Bij het veranderen van richting: de bestuurder die rechts of links wil afslaan om de rijbaan te verlaten of die zijn voertuig langs de linkerkant van een rijbaan met éénrichtingsverkeer wil opstellen moet op tijd zijn richtingaanwijzers inschakelen, die gedurende de ganse beweging in werking moeten blijven.

De rotonde, een bijzonder geval

Art. 19 van de wegcode met betrekking tot de verandering van richting preciseert: “Het oprijden van een rotonde wordt beschouwd als een richtingsverandering waarbij de richtingaanwijzers niet moeten gebruikt worden. Het verlaten van een rotonde is een richtingsverandering waarbij de richtingaanwijzers wel gebruikt moeten worden.“ Het gebruik van de richtingsaanwijzers is dus enkel verplicht wanneer men een rotonde verlaat.

De 4 richtingaanwijzers gebruiken

Het gelijktijdige gebruik van de vier richtingaanwijzers van een auto is toegelaten in volgende omstandigheden; om onder andere de andere weggebruikers te wijzen op een dreigend gevaar voor een ongeval. Deze regel geldt tevens voor een voertuig in panne of bij verlies van lading op de openbare weg (art. 51 KB van 1 december 1975). Een bijkomend oranje knipperlicht is overbodig en bovendien niet toegelaten. Wij verwijzen hiervoor naar art. 28 van het KB van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

Wanneer je achteraan een file terechtkomt én er dreigt gevaar voor een ongeval mag men dus de vier richtingaanwijzers gelijktijdig doen branden.

Het onrechtmatige gebruik van de vier richtingaanwijzers is een overtreding van de eerste graad en de boete bedraagt € 58.

Je vraag blijft onbeantwoord? Contacteer Lokale Politie Vlaamse Ardennen via het contactformulier of telefonisch via 055 33 88 88.